[go: up one dir, main page]

 

ISSN 1977-0758

Publicatieblad

van de Europese Unie

L 35

European flag  

Uitgave in de Nederlandse taal

Wetgeving

60e jaargang
10 februari 2017


Inhoud

 

II   Niet-wetgevingshandelingen

Bladzijde

 

 

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

 

*

Besluit (EU) 2017/225 van de Raad van 7 februari 2017 betreffende de sluiting namens de Unie van de overeenkomst tussen de Europese Unie en Tuvalu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf

1

 

 

VERORDENINGEN

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/226 van de Commissie van 7 februari 2017 tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

3

 

*

Verordening (EU) 2017/227 van de Commissie van 9 februari 2017 tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) wat betreft bis(pentabroomfenyl)ether ( 1 )

6

 

*

Verordening (EU) 2017/228 van de Commissie van 9 februari 2017 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de namen en de bevoegdheidsgebieden van de wetenschappelijke panels van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid ( 1 )

10

 

*

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/229 van de Commissie van 9 februari 2017 tot inschrijving van een naam in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Traditionally Reared Pedigree Welsh Pork (GTS))

12

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/230 van de Commissie van 9 februari 2017 tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

13

 

 

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/231 van de Commissie van 9 februari 2017 betreffende de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder voor de vierde deelinschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 geopende openbare inschrijving

15

 


 

(1)   Voor de EER relevante tekst.

NL

Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.

Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.


II Niet-wetgevingshandelingen

INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN

10.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 35/1


BESLUIT (EU) 2017/225 VAN DE RAAD

van 7 februari 2017

betreffende de sluiting namens de Unie van de overeenkomst tussen de Europese Unie en Tuvalu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 77, lid 2, onder a), in samenhang met artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), v),

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de goedkeuring van het Europees Parlement (1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De Commissie heeft namens de Unie met Tuvalu onderhandeld over een overeenkomst inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (de „overeenkomst”).

(2)

Overeenkomstig Besluit (EU) 2016/1342 (2) van de Raad is de overeenkomst ondertekend en wordt deze sinds 1 juli 2016 voorlopig toegepast.

(3)

Bij de overeenkomst wordt een Gemengd Comité voor het beheer van de overeenkomst opgericht. De Unie moet in dat comité worden vertegenwoordigd door de Commissie, die moet worden bijgestaan door de vertegenwoordigers van de lidstaten.

(4)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan het Verenigd Koninkrijk niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2000/365/EG van de Raad (3); het Verenigd Koninkrijk neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(5)

Dit besluit vormt een ontwikkeling van de bepalingen van het Schengenacquis waaraan Ierland niet deelneemt, overeenkomstig Besluit 2002/192/EG van de Raad (4); Ierland neemt derhalve niet deel aan de vaststelling van dit besluit en dit is niet bindend voor, noch van toepassing op deze lidstaat.

(6)

De overeenkomst moet worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

De overeenkomst tussen de Europese Unie en Tuvalu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf wordt namens de Unie goedgekeurd.

Artikel 2

De voorzitter van de Raad verricht namens de Unie de in artikel 8, lid 1, van de overeenkomst bedoelde kennisgeving (5).

Artikel 3

De Unie wordt in het uit hoofde van artikel 6 van de overeenkomst opgericht Gemengd Comité van deskundigen vertegenwoordigd door de Commissie, die daarbij wordt bijgestaan door de vertegenwoordigers van de lidstaten.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel, 7 februari 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

L. GRECH


(1)  Goedkeuring gegeven op 1 december 2016.

(2)  Besluit (EU) 2016/1342 van de Raad van 24 juni 2016 betreffende de ondertekening namens de Unie en de voorlopige toepassing van de overeenkomst tussen de Europese Unie en Tuvalu inzake de vrijstelling van de visumplicht voor kort verblijf (PB L 213 van 6.8.2016, blz. 1).

(3)  Besluit 2000/365/EG van de Raad van 29 mei 2000 betreffende het verzoek van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland deel te mogen nemen aan enkele van de bepalingen van het Schengenacquis (PB L 131 van 1.6.2000, blz. 43).

(4)  Besluit 2002/192/EG van de Raad van 28 februari 2002 betreffende het verzoek van Ierland deel te mogen nemen aan bepalingen van het Schengenacquis (PB L 64 van 7.3.2002, blz. 20).

(5)  De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.


VERORDENINGEN

10.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 35/3


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/226 VAN DE COMMISSIE

van 7 februari 2017

tot indeling van bepaalde goederen in de gecombineerde nomenclatuur

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (1), en met name artikel 57, lid 4, en artikel 58, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Om de uniforme toepassing te waarborgen van de gecombineerde nomenclatuur die als bijlage bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad (2) is gevoegd, dienen bepalingen voor de indeling van de in de bijlage bij onderhavige verordening vermelde goederen te worden vastgesteld.

(2)

Bij Verordening (EEG) nr. 2658/87 zijn de algemene regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur vastgesteld. Deze regels zijn ook van toepassing op iedere andere nomenclatuur die, geheel of gedeeltelijk of met toevoeging van onderverdelingen, de gecombineerde nomenclatuur overneemt en die bij specifieke EU-wetgeving is vastgesteld met het oog op de toepassing van tarief- of andere maatregelen in het kader van het goederenverkeer.

(3)

Volgens deze algemene regels dienen de in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen te worden ingedeeld onder de in kolom 2 vermelde GN-code om de in kolom 3 genoemde redenen.

(4)

Er dient te worden bepaald dat een bindende tariefinlichting die is afgegeven voor onder deze verordening vallende goederen en die in strijd is met deze verordening, door de houder van die inlichting nog gedurende een bepaalde periode mag worden gebruikt op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013. Die periode moet worden vastgesteld op drie maanden.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité douanewetboek,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in kolom 1 van de tabel in de bijlage omschreven goederen worden in de gecombineerde nomenclatuur ingedeeld onder de in kolom 2 van die tabel vermelde GN-code.

Artikel 2

Een bindende tariefinlichting die niet in overeenstemming is met deze verordening, mag op grond van artikel 34, lid 9, van Verordening (EU) nr. 952/2013 nog gedurende een periode van drie maanden na de inwerkingtreding van deze verordening worden gebruikt.

Artikel 3

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 7 februari 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Stephen QUEST

Directeur-generaal

Directoraat-generaal voor Belastingen en Douane-unie


(1)  PB L 269 van 10.10.2013, blz. 1.

(2)  Verordening (EEG) nr. 2658/87 van de Raad van 23 juli 1987 met betrekking tot de tarief- en statistieknomenclatuur en het gemeenschappelijk douanetarief (PB L 256 van 7.9.1987, blz. 1).


BIJLAGE

Omschrijving

Indeling

(GN-code)

Motivering

(1)

(2)

(3)

Speelgoed, aangeboden in dezelfde verpakking voor de verkoop in het klein, bestaande uit:

een op batterijen werkende locomotief en een wagon, van kunststof,

rails van hout,

verkeersborden, auto's, menselijke figuurtjes, dieren, bomen enz.

Zie afbeelding (*1)

9503 00 70

De indeling is vastgesteld op basis van de algemene regels 1 en 6 voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur en de tekst van de GN-codes 9503 00 en 9503 00 70 .

Indeling onder GN-code 9503 00 30 als „elektrische treinen, daaronder begrepen rails, signalen en ander toebehoren” is uitgesloten, omdat het „assortiment” ander speelgoed van hout en kunststof bevat, zoals verkeersborden, auto's, menselijke figuurtjes, dieren, bomen enz., die op zich speelgoed zijn. Dit speelgoed is niet rechtstreeks verbonden met de elektrische trein en de rails zoals dat het geval is bij een treinstation, een spoorwegovergang of een spoorwegbrug, en wordt derhalve niet beschouwd als toebehoren bij een elektrische trein (zie ook de GS-toelichtingen op post 9503 , letter D, punt iv).

Het „speelgoedassortiment” bestaat uit verschillende soorten artikelen, die zijn ontworpen om kinderen of volwassenen te vermaken en worden aangeboden in dezelfde verpakking voor de verkoop in het klein (zie ook de GS-toelichtingen op hoofdstuk 95, algemene opmerkingen, en de GN-toelichtingen op GN-code 9503 00 70 ).

Het artikel moet daarom worden ingedeeld onder GN-code 9503 00 70 als ander speelgoed, aangeboden in assortimenten.

Image

(*1)  De afbeelding is louter ter informatie.


10.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 35/6


VERORDENING (EU) 2017/227 VAN DE COMMISSIE

van 9 februari 2017

tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) wat betreft bis(pentabroomfenyl)ether

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 68, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bis(pentabroomfenyl)ether („decaBDE”) wordt op grote schaal gebruikt als additieve vlamvertrager en kent toepassingen in veel verschillende sectoren, met name in voorwerpen van kunststof en textiel, maar ook in kleefmiddelen, afdichtingsmiddelen, coatings en inkt.

(2)

Op 29 november 2012 heeft het Comité lidstaten, als bedoeld in artikel 76, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 1907/2006, decaBDE aangemerkt als een persistente, bioaccumulerende en toxische stof („PBT”) en een zeer persistente en zeer bioaccumulerende („zPzB”) stof overeenkomstig artikel 57, onder respectievelijk d) en e), van Verordening (EG) nr. 1907/2006. Op 19 december 2012 werd de stof opgenomen in de kandidaatslijst van zeer zorgwekkende stoffen („SVHC”) met het oog op de eventuele opneming ervan in bijlage XIV bij REACH.

(3)

Noorwegen heeft op 2 mei 2013 voorgesteld om decaBDE op te nemen in bijlage A (Beëindiging) bij het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (POP's).

(4)

Naar aanleiding van het voorstel van Noorwegen oordeelde de Commissie dat het niet langer de meest geschikte regelgevende maatregel was decaBDE uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 aan de autorisatieplicht te onderwerpen. Op 21 juni 2013 heeft de Commissie het Europees Agentschap voor chemische stoffen („het Agentschap”) verzocht een dossier samen te stellen overeenkomstig de voorschriften van bijlage XV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 (een „bijlage XV-dossier”) teneinde een procedure voor beperkingen volgens de artikelen 69 tot en met 73 van die verordening op gang te brengen.

(5)

Op 4 augustus 2014 heeft het Agentschap in samenwerking met Noorwegen een bijlage XV-dossier (2) voorgelegd aan zijn Comité risicobeoordeling („RAC”) en aan zijn Comité sociaaleconomische analyse („SEAC”). Uit het dossier is gebleken dat een optreden op het niveau van de Unie noodzakelijk is om de risico's voor de gezondheid van de mens en het milieu aan te pakken die verbonden zijn aan de vervaardiging, het in de handel brengen of het gebruik van decaBDE, als zodanig, als bestanddeel van andere stoffen, of in mengsels of voorwerpen.

(6)

Op 2 juni 2015 heeft het RAC zijn advies vastgesteld, waarin werd bevestigd dat de persistente en bioaccumulerende eigenschappen van decaBDE aanleiding geven tot specifieke bezorgdheid over de wijdverbreide distributie en het potentieel ervan om onherstelbare langetermijnschade toe te brengen aan het milieu, zelfs nadat een eind is gekomen aan de emissies. Bovendien kan blootstelling aan decaBDE leiden tot neurotoxiciteit bij zoogdieren, met inbegrip van mensen.

(7)

Het RAC stemde in met de conclusie van het bijlage XV-dossier dat een algemene beperking op alle toepassingen van decaBDE, met enkele specifieke uitzonderingen, de emissies van decaBDE op middellange tot lange termijn zo veel mogelijk zou reduceren.

(8)

Op 10 september 2015 heeft het SEAC zijn advies vastgesteld, waarin erop werd gewezen dat de voorgestelde beperking, zoals gewijzigd door het SEAC, uit het oogpunt van de sociaaleconomische voordelen en de sociaaleconomische kosten de meest geschikte maatregel op het niveau van de Unie is om de emissie van decaBDE te reduceren. Het SEAC baseerde zijn advies op de kosteneffectiviteit van de voorgestelde beperking, zoals gewijzigd, en op een aantal aanvullende kwalitatieve argumenten.

(9)

Het SEAC stemde ermee in de toepassing van de in het bijlage XV-dossier voorgestelde beperking met achttien maanden uit te stellen om de belanghebbenden in staat te stellen de nodige nalevingsmaatregelen te nemen.

(10)

Het RAC en het SEAC stemden ermee in de burgerluchtvaartsector vrij te stellen van de in het bijlage XV-dossier voorgestelde beperking. Naar aanleiding van tijdens de openbare raadpleging ontvangen opmerkingen stelde het SEAC voor de vrijstelling ook voor militaire luchtvaartuigen te laten gelden.

(11)

De voorgestelde beperking mag niet gelden voor elektrische en elektronische apparatuur die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) valt, daar het in de handel brengen van dergelijke apparatuur die polybroomdifenylethers („PBDE's”) in een concentratie van meer dan 0,1 gewichtsprocent bevatten, reeds bij die richtlijn geregeld is.

(12)

Het RAC en het SEAC stemden er ook mee in voorwerpen die vóór de datum van toepassing van de voorgestelde beperking al in de handel zijn gebracht, vrij te stellen van die beperking.

(13)

Op basis van uit de openbare raadpleging verkregen informatie stelde het SEAC voor vrijstelling te verlenen voor reserveonderdelen voor motorvoertuigen die onder Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) vallen, voor landbouw- en bosbouwvoertuigen die onder Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) vallen, en voor machines die onder Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) vallen, mits die voertuigen en machines vóór 1 juli 2018 worden geproduceerd. Het SEAC rechtvaardigde die vrijstellingen op grond van de onevenredige last die de voorgestelde beperking zou opleggen met betrekking tot dergelijke reserveonderdelen, gezien de geringe volumes waar het om gaat, de geleidelijke vermindering van de benodigde hoeveelheid decaBDE (naarmate de voertuigen en machines in de eindfase van hun levenscyclus komen) en de kosten van het testen van alternatieve materialen voor de productie van dergelijke reserveonderdelen. Het SEAC zag geen reden om de reserveonderdelen voor die voertuigen en machines verschillend te behandelen, hoewel zij een ongelijke levenscyclus hebben.

(14)

Het Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie van het Agentschap, als bedoeld in artikel 76, lid 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 1907/2006, werd tijdens de beperkingsprocedure geraadpleegd en met de aanbevelingen ervan is rekening gehouden.

(15)

Op 28 september 2015 heeft het Agentschap de adviezen van het RAC en het SEAC (7) bij de Commissie ingediend.

(16)

Op basis van die adviezen is de Commissie van mening dat een onaanvaardbaar risico voor de gezondheid van de mens en het milieu ontstaat ten gevolge van de vervaardiging, het gebruik of het in de handel brengen van decaBDE, als zodanig, als bestanddeel van andere stoffen, in mengsels en voorwerpen. De Commissie is van oordeel dat die risico's op het niveau van de Unie moeten worden aangepakt.

(17)

Aangezien het nog niet zeker is of de recyclingsector voldoende capaciteit heeft voor het beheer van afvalstoffen die decaBDE bevatten, acht de Commissie een langere periode van uitstel dan achttien maanden noodzakelijk.

(18)

De mogelijkheid om de verdere beschikbaarheid van decaBDE voor de productie van zowel burger- als militaire luchtvaartuigen te waarborgen, moet worden beperkt tot tien jaar na de inwerkingtreding van deze verordening, aangezien dit de sector voldoende tijd moet geven om zich aan te passen. Er moet ook vrijstelling worden verleend met betrekking tot de productie en het in de handel brengen van reserveonderdelen voor alle luchtvaartuigen, zowel burger- als militaire luchtvaartuigen, die vóór het verstrijken van die periode worden geproduceerd.

(19)

Er moet vrijstelling worden verleend voor de productie en het in de handel brengen van reserveonderdelen voor de in overweging 13 bedoelde voertuigen en machines die vóór 2 maart 2019 worden geproduceerd.

(20)

Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(21)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 februari 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  http://echa.europa.eu/documents/10162/a3f810b8-511d-4fd0-8d78-8a8a7ea363bc

(3)  Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 88).

(4)  Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (PB L 60 van 2.3.2013, blz. 1).

(6)  Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24).

(7)  http://echa.europa.eu/documents/10162/b5ac0c91-e110-4afb-a68d-08a923b53275


BIJLAGE

In bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

„67.

Bis(pentabroomfenyl)ether

(decabroomdifenylether; decaBDE)

CAS-nr.: 1163-19-5

EG-nr.: 214-604-9

1.

Mag niet worden vervaardigd of in de handel gebracht als stof als zodanig na 2 maart 2019.

2.

Mag niet worden gebruikt bij de productie van of in de handel worden gebracht in:

a)

een andere stof, als bestanddeel;

b)

een mengsel;

c)

een voorwerp, of een deel daarvan, in een concentratie gelijk aan of groter dan 0,1 gewichtsprocent, na 2 maart 2019.

3.

De punten 1 en 2 zijn niet van toepassing op een stof, bestanddeel van een andere stof of mengsel dat bestemd is om te worden gebruikt of wordt gebruikt:

a)

bij de productie van een luchtvaartuig vóór 2 maart 2027;

b)

bij de productie van reserveonderdelen voor:

i)

een luchtvaartuig dat wordt geproduceerd vóór 2 maart 2027, of

ii)

motorvoertuigen binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2007/46/EG, landbouw- en bosbouwvoertuigen binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*1) of machines binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (*2) die vóór 2 maart 2019 worden geproduceerd.

4.

Punt 2, onder c), is niet van toepassing op:

a)

voorwerpen die in de handel worden gebracht vóór 2 maart 2019;

b)

luchtvaartuigen die overeenkomstig punt 3, onder a), worden geproduceerd;

c)

reserveonderdelen voor luchtvaartuigen, voertuigen of machines die overeenkomstig punt 3, onder b), worden geproduceerd;

d)

elektrische en elektronische apparatuur binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2011/65/EU.

5.

Voor de toepassing van deze vermelding wordt onder „luchtvaartuig” verstaan:

a)

een burgerluchtvaartuig dat is geproduceerd overeenkomstig een typecertificaat afgegeven krachtens Verordening (EU) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (*3), of overeenkomstig de goedkeuring van een ontwerp die is afgegeven krachtens de nationale regelgeving van een verdragsluitende staat van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO), of waarvoor een bewijs van luchtwaardigheid is afgegeven door een verdragsluitende staat van de ICAO krachtens bijlage 8 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart;

b)

een militair luchtvaartuig.


(*1)  Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (PB L 60 van 2.3.2013, blz. 1).

(*2)  Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24).

(*3)  Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari  2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1).”


10.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 35/10


VERORDENING (EU) 2017/228 VAN DE COMMISSIE

van 9 februari 2017

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de namen en de bevoegdheidsgebieden van de wetenschappelijke panels van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 28 januari 2002 tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), en met name artikel 28, lid 4, tweede alinea,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij artikel 28 van Verordening (EG) nr. 178/2002 zijn tien wetenschappelijke panels opgericht die elk op hun eigen bevoegdheidsgebied verantwoordelijk zijn voor het verstrekken van het wetenschappelijk advies van de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid („EFSA”). Deze omvatten onder andere het panel voor levensmiddelenadditieven en aan levensmiddelen toegevoegde bronnen van voedingsstoffen („ANS-panel”), het panel voor dieetproducten, voeding en allergieën („NDA-panel”) en het panel voor materialen die met levensmiddelen in aanraking komen, enzymen, aroma's en technische hulpstoffen („CEF-panel”).

(2)

Op 3 februari 2016 heeft de EFSA bij de Commissie een verzoek ingediend tot wijziging van de namen van de ANS-, NDA-, en CEF-panels om rekening te houden met verwachte veranderingen in de technische en wetenschappelijke ontwikkeling.

(3)

De technische en wetenschappelijke veranderingen hebben vooral gevolgen voor de werkbelasting van de panels. Met name de werkbelasting van het CEF-panel zal de komende jaren naar verwachting toenemen aangezien lopende aanvragen voor opneming in de lijst van voedingsenzymen van de Unie overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1332/2008 van het Europees Parlement en de Raad (2) moeten worden geëvalueerd. Bijgevolg moet de evaluatie van aroma's, die momenteel wordt uitgevoerd door het CEF-panel, worden toegewezen aan het ANS-panel.

(4)

Om het huidige ANS-panel echter niet te overbelasten, moet de evaluatie van aan levensmiddelen toegevoegde bronnen van voedingsstoffen en andere aan levensmiddelen toegevoegde stoffen met fysiologisch gevolg worden toegewezen aan het NDA-panel; de werkdruk van dit panel zal namelijk naar verwachting afnemen door de vaststelling van de voedingsreferentiewaarden en het dalende aantal aanvragen voor opneming in de lijst van toegestane gezondheidsclaims overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad (3). Een dergelijke nieuwe toewijzing is eveneens in overeenstemming met de deskundigheid van het NDA-panel aangezien bepaalde stoffen die als aan levensmiddelen toegevoegde bronnen van voedingsstoffen worden gebruikt, vallen onder de categorie nieuwe voedingsmiddelen die momenteel door het NDA-panel worden beoordeeld.

(5)

De namen van de drie betrokken panels worden daarom bij deze verordening als volgt gewijzigd: het ANS-panel wordt het „panel voor levensmiddelenadditieven en aroma's”, het NDA-panel het „panel voor voeding, nieuwe voedingsmiddelen en voedselallergenen” en het CEF-panel het „panel voor materialen die met levensmiddelen in contact komen, enzymen en technische hulpstoffen”.

(6)

De huidige ambtstermijn van de leden van de ANS- en CEF-panels loopt af op 30 juni 2017 en de huidige ambtstermijn van de leden van de acht overblijvende wetenschappelijke panels van de EFSA, waaronder het NDA-panel, loopt af op 30 juni 2018. Om de EFSA voldoende tijd te bieden voor een efficiënte organisatie van de panels krachtens artikel 28, leden 5 en 9 van Verordening (EG) nr. 178/2002, is deze verordening van toepassing vanaf 1 juli 2018.

(7)

Verordening (EG) nr. 178/2002 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(8)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 28, lid 4, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 178/2002 wordt als volgt gewijzigd:

1)

Punt a) wordt vervangen door:

„a)

het panel voor levensmiddelenadditieven en aroma's;”.

2)

Punt e) wordt vervangen door:

„e)

het panel voor voeding, nieuwe voedingsmiddelen en voedselallergenen;”.

3)

Punt j) wordt vervangen door:

„j)

het panel voor materialen die met levensmiddelen in aanraking komen, enzymen en technische hulpstoffen.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie en is van toepassing met ingang van 1 juli 2018.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 februari 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 31 van 1.2.2002, blz. 1.

(2)  Verordening (EG) nr. 1332/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 inzake voedingsenzymen en tot wijziging van Richtlijn 83/417/EEG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad, Richtlijn 2000/13/EG, Richtlijn 2001/112/EG van de Raad en Verordening (EG) nr. 258/97 (PB L 354 van 31.12.2008, blz. 7).

(3)  Verordening (EG) nr. 1924/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 inzake voedings- en gezondheidsclaims voor levensmiddelen (PB L 404 van 30.12.2006, blz. 9).


10.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 35/12


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/229 VAN DE COMMISSIE

van 9 februari 2017

tot inschrijving van een naam in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten (Traditionally Reared Pedigree Welsh Pork (GTS))

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (1), en met name artikel 52, lid 2,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Overeenkomstig artikel 50, lid 2, onder b), van Verordening (EU) nr. 1151/2012 is de aanvraag van het Verenigd Koninkrijk tot registratie van de naam „Traditionally Reared Pedigree Welsh Pork” bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie  (2).

(2)

Aangezien bij de Commissie geen bezwaren zijn ingediend overeenkomstig artikel 51 van Verordening (EU) nr. 1151/2012, moet de naam „Traditionally Reared Pedigree Welsh Pork” worden ingeschreven in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De naam „Traditionally Reared Pedigree Welsh Pork” (GTS) wordt ingeschreven in het register van gegarandeerde traditionele specialiteiten.

Met de in de eerste alinea vermelde naam wordt een product aangeduid van categorie 1.1. (Vers vlees (en verse slachtafval)) als opgenomen in bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie (3).

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 februari 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 343 van 14.12.2012, blz. 1.

(2)  PB C 382 van 15.10.2016, blz. 19.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 668/2014 van de Commissie van 13 juni 2014 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB L 179 van 19.6.2014, blz. 36).


10.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 35/13


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/230 VAN DE COMMISSIE

van 9 februari 2017

tot vaststelling van de forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 van de Commissie van 7 juni 2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad, wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft (2), en met name artikel 136, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 zijn, op grond van de resultaten van de multilaterale handelsbesprekingen van de Uruguayronde, de criteria vastgesteld aan de hand waarvan de Commissie voor de producten en de perioden die in bijlage XVI, deel A, bij die verordening zijn vermeld, de forfaitaire waarden bij invoer uit derde landen vaststelt.

(2)

De forfaitaire invoerwaarde wordt elke dag berekend overeenkomstig artikel 136, lid 1, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011, met inachtneming van de variabele gegevens voor die dag. Bijgevolg moet deze verordening in werking treden op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

De in artikel 136 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 543/2011 bedoelde forfaitaire invoerwaarden worden vastgesteld in de bijlage bij de onderhavige verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 februari 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 157 van 15.6.2011, blz. 1.


BIJLAGE

Forfaitaire invoerwaarden voor de bepaling van de invoerprijs van bepaalde groenten en fruit

(EUR/100 kg)

GN-code

Code derde landen (1)

Forfaitaire invoerwaarde

0702 00 00

MA

114,2

SN

359,5

TN

311,6

TR

147,7

ZZ

233,3

0707 00 05

MA

79,2

TR

181,3

ZZ

130,3

0709 91 00

EG

181,2

ZZ

181,2

0709 93 10

MA

78,6

TR

217,5

ZZ

148,1

0805 10 22 , 0805 10 24 , 0805 10 28

EG

44,8

IL

78,4

MA

47,1

TN

52,2

TR

76,4

ZZ

59,8

0805 21 10 , 0805 21 90 , 0805 29 00

EG

59,8

IL

129,2

MA

89,9

TR

86,5

ZZ

91,4

0805 22 00

IL

113,3

MA

103,6

TR

60,4

ZZ

92,4

0805 50 10

EG

61,7

TR

83,4

ZZ

72,6

0808 10 80

CN

139,4

ZZ

139,4

0808 30 90

CL

181,7

CN

80,7

ZA

127,2

ZZ

129,9


(1)  Landennomenclatuur vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 1106/2012 van de Commissie van 27 november 2012 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 471/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende communautaire statistieken van de buitenlandse handel met derde landen, wat de bijwerking van de nomenclatuur van landen en gebieden betreft (PB L 328 van 28.11.2012, blz. 7). De code „ZZ” staat voor „overige oorsprong”.


10.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 35/15


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/231 VAN DE COMMISSIE

van 9 februari 2017

betreffende de minimumverkoopprijs voor mageremelkpoeder voor de vierde deelinschrijving in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 geopende openbare inschrijving

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (1),

Gezien Uitvoeringsverordening (EU) 2016/1240 van de Commissie van 18 mei 2016 houdende uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft openbare interventie en steun voor particuliere opslag (2), en met name artikel 32,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 van de Commissie (3) is de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van een openbare inschrijving geopend.

(2)

In het licht van de inschrijvingen die voor de vierde deelinschrijving zijn ontvangen, dient geen minimumverkoopprijs te worden vastgesteld.

(3)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Comité voor de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Voor de vierde deelinschrijving voor de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 geopende openbare inschrijving, waarvoor de inschrijvingen uiterlijk op 7 februari 2017 moesten zijn ingediend, wordt geen minimumverkoopprijs vastgesteld.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 februari 2017.

Voor de Commissie,

namens de voorzitter,

Jerzy PLEWA

Directeur-generaal

Directoraat-generaal Landbouw en Plattelandsontwikkeling


(1)  PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671.

(2)  PB L 206 van 30.7.2016, blz. 71.

(3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2016/2080 van de Commissie van 25 november 2016 tot opening van de verkoop van mageremelkpoeder in het kader van een openbare inschrijving (PB L 321 van 29.11.2016, blz. 45).