[go: up one dir, main page]

EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32017R0227

Verordening (EU) 2017/227 van de Commissie van 9 februari 2017 tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) wat betreft bis(pentabroomfenyl)ether (Voor de EER relevante tekst. )

C/2017/0673

PB L 35 van 10.2.2017, p. 6–9 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 04/01/2021

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2017/227/oj

10.2.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 35/6


VERORDENING (EU) 2017/227 VAN DE COMMISSIE

van 9 februari 2017

tot wijziging van bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH) wat betreft bis(pentabroomfenyl)ether

(Voor de EER relevante tekst)

DE EUROPESE COMMISSIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van Richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van Verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en Verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede Richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de Richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (1), en met name artikel 68, lid 1,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bis(pentabroomfenyl)ether („decaBDE”) wordt op grote schaal gebruikt als additieve vlamvertrager en kent toepassingen in veel verschillende sectoren, met name in voorwerpen van kunststof en textiel, maar ook in kleefmiddelen, afdichtingsmiddelen, coatings en inkt.

(2)

Op 29 november 2012 heeft het Comité lidstaten, als bedoeld in artikel 76, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 1907/2006, decaBDE aangemerkt als een persistente, bioaccumulerende en toxische stof („PBT”) en een zeer persistente en zeer bioaccumulerende („zPzB”) stof overeenkomstig artikel 57, onder respectievelijk d) en e), van Verordening (EG) nr. 1907/2006. Op 19 december 2012 werd de stof opgenomen in de kandidaatslijst van zeer zorgwekkende stoffen („SVHC”) met het oog op de eventuele opneming ervan in bijlage XIV bij REACH.

(3)

Noorwegen heeft op 2 mei 2013 voorgesteld om decaBDE op te nemen in bijlage A (Beëindiging) bij het Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (POP's).

(4)

Naar aanleiding van het voorstel van Noorwegen oordeelde de Commissie dat het niet langer de meest geschikte regelgevende maatregel was decaBDE uit hoofde van Verordening (EG) nr. 1907/2006 aan de autorisatieplicht te onderwerpen. Op 21 juni 2013 heeft de Commissie het Europees Agentschap voor chemische stoffen („het Agentschap”) verzocht een dossier samen te stellen overeenkomstig de voorschriften van bijlage XV bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 (een „bijlage XV-dossier”) teneinde een procedure voor beperkingen volgens de artikelen 69 tot en met 73 van die verordening op gang te brengen.

(5)

Op 4 augustus 2014 heeft het Agentschap in samenwerking met Noorwegen een bijlage XV-dossier (2) voorgelegd aan zijn Comité risicobeoordeling („RAC”) en aan zijn Comité sociaaleconomische analyse („SEAC”). Uit het dossier is gebleken dat een optreden op het niveau van de Unie noodzakelijk is om de risico's voor de gezondheid van de mens en het milieu aan te pakken die verbonden zijn aan de vervaardiging, het in de handel brengen of het gebruik van decaBDE, als zodanig, als bestanddeel van andere stoffen, of in mengsels of voorwerpen.

(6)

Op 2 juni 2015 heeft het RAC zijn advies vastgesteld, waarin werd bevestigd dat de persistente en bioaccumulerende eigenschappen van decaBDE aanleiding geven tot specifieke bezorgdheid over de wijdverbreide distributie en het potentieel ervan om onherstelbare langetermijnschade toe te brengen aan het milieu, zelfs nadat een eind is gekomen aan de emissies. Bovendien kan blootstelling aan decaBDE leiden tot neurotoxiciteit bij zoogdieren, met inbegrip van mensen.

(7)

Het RAC stemde in met de conclusie van het bijlage XV-dossier dat een algemene beperking op alle toepassingen van decaBDE, met enkele specifieke uitzonderingen, de emissies van decaBDE op middellange tot lange termijn zo veel mogelijk zou reduceren.

(8)

Op 10 september 2015 heeft het SEAC zijn advies vastgesteld, waarin erop werd gewezen dat de voorgestelde beperking, zoals gewijzigd door het SEAC, uit het oogpunt van de sociaaleconomische voordelen en de sociaaleconomische kosten de meest geschikte maatregel op het niveau van de Unie is om de emissie van decaBDE te reduceren. Het SEAC baseerde zijn advies op de kosteneffectiviteit van de voorgestelde beperking, zoals gewijzigd, en op een aantal aanvullende kwalitatieve argumenten.

(9)

Het SEAC stemde ermee in de toepassing van de in het bijlage XV-dossier voorgestelde beperking met achttien maanden uit te stellen om de belanghebbenden in staat te stellen de nodige nalevingsmaatregelen te nemen.

(10)

Het RAC en het SEAC stemden ermee in de burgerluchtvaartsector vrij te stellen van de in het bijlage XV-dossier voorgestelde beperking. Naar aanleiding van tijdens de openbare raadpleging ontvangen opmerkingen stelde het SEAC voor de vrijstelling ook voor militaire luchtvaartuigen te laten gelden.

(11)

De voorgestelde beperking mag niet gelden voor elektrische en elektronische apparatuur die onder het toepassingsgebied van Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad (3) valt, daar het in de handel brengen van dergelijke apparatuur die polybroomdifenylethers („PBDE's”) in een concentratie van meer dan 0,1 gewichtsprocent bevatten, reeds bij die richtlijn geregeld is.

(12)

Het RAC en het SEAC stemden er ook mee in voorwerpen die vóór de datum van toepassing van de voorgestelde beperking al in de handel zijn gebracht, vrij te stellen van die beperking.

(13)

Op basis van uit de openbare raadpleging verkregen informatie stelde het SEAC voor vrijstelling te verlenen voor reserveonderdelen voor motorvoertuigen die onder Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad (4) vallen, voor landbouw- en bosbouwvoertuigen die onder Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad (5) vallen, en voor machines die onder Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (6) vallen, mits die voertuigen en machines vóór 1 juli 2018 worden geproduceerd. Het SEAC rechtvaardigde die vrijstellingen op grond van de onevenredige last die de voorgestelde beperking zou opleggen met betrekking tot dergelijke reserveonderdelen, gezien de geringe volumes waar het om gaat, de geleidelijke vermindering van de benodigde hoeveelheid decaBDE (naarmate de voertuigen en machines in de eindfase van hun levenscyclus komen) en de kosten van het testen van alternatieve materialen voor de productie van dergelijke reserveonderdelen. Het SEAC zag geen reden om de reserveonderdelen voor die voertuigen en machines verschillend te behandelen, hoewel zij een ongelijke levenscyclus hebben.

(14)

Het Forum voor de uitwisseling van handhavingsinformatie van het Agentschap, als bedoeld in artikel 76, lid 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 1907/2006, werd tijdens de beperkingsprocedure geraadpleegd en met de aanbevelingen ervan is rekening gehouden.

(15)

Op 28 september 2015 heeft het Agentschap de adviezen van het RAC en het SEAC (7) bij de Commissie ingediend.

(16)

Op basis van die adviezen is de Commissie van mening dat een onaanvaardbaar risico voor de gezondheid van de mens en het milieu ontstaat ten gevolge van de vervaardiging, het gebruik of het in de handel brengen van decaBDE, als zodanig, als bestanddeel van andere stoffen, in mengsels en voorwerpen. De Commissie is van oordeel dat die risico's op het niveau van de Unie moeten worden aangepakt.

(17)

Aangezien het nog niet zeker is of de recyclingsector voldoende capaciteit heeft voor het beheer van afvalstoffen die decaBDE bevatten, acht de Commissie een langere periode van uitstel dan achttien maanden noodzakelijk.

(18)

De mogelijkheid om de verdere beschikbaarheid van decaBDE voor de productie van zowel burger- als militaire luchtvaartuigen te waarborgen, moet worden beperkt tot tien jaar na de inwerkingtreding van deze verordening, aangezien dit de sector voldoende tijd moet geven om zich aan te passen. Er moet ook vrijstelling worden verleend met betrekking tot de productie en het in de handel brengen van reserveonderdelen voor alle luchtvaartuigen, zowel burger- als militaire luchtvaartuigen, die vóór het verstrijken van die periode worden geproduceerd.

(19)

Er moet vrijstelling worden verleend voor de productie en het in de handel brengen van reserveonderdelen voor de in overweging 13 bedoelde voertuigen en machines die vóór 2 maart 2019 worden geproduceerd.

(20)

Verordening (EG) nr. 1907/2006 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(21)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij artikel 133 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingestelde comité,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 9 februari 2017.

Voor de Commissie

De voorzitter

Jean-Claude JUNCKER


(1)  PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1.

(2)  http://echa.europa.eu/documents/10162/a3f810b8-511d-4fd0-8d78-8a8a7ea363bc

(3)  Richtlijn 2011/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2011 betreffende beperking van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (PB L 174 van 1.7.2011, blz. 88).

(4)  Richtlijn 2007/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 september 2007 tot vaststelling van een kader voor de goedkeuring van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan en van systemen, onderdelen en technische eenheden die voor dergelijke voertuigen zijn bestemd (PB L 263 van 9.10.2007, blz. 1).

(5)  Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (PB L 60 van 2.3.2013, blz. 1).

(6)  Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24).

(7)  http://echa.europa.eu/documents/10162/b5ac0c91-e110-4afb-a68d-08a923b53275


BIJLAGE

In bijlage XVII bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt de volgende vermelding toegevoegd:

„67.

Bis(pentabroomfenyl)ether

(decabroomdifenylether; decaBDE)

CAS-nr.: 1163-19-5

EG-nr.: 214-604-9

1.

Mag niet worden vervaardigd of in de handel gebracht als stof als zodanig na 2 maart 2019.

2.

Mag niet worden gebruikt bij de productie van of in de handel worden gebracht in:

a)

een andere stof, als bestanddeel;

b)

een mengsel;

c)

een voorwerp, of een deel daarvan, in een concentratie gelijk aan of groter dan 0,1 gewichtsprocent, na 2 maart 2019.

3.

De punten 1 en 2 zijn niet van toepassing op een stof, bestanddeel van een andere stof of mengsel dat bestemd is om te worden gebruikt of wordt gebruikt:

a)

bij de productie van een luchtvaartuig vóór 2 maart 2027;

b)

bij de productie van reserveonderdelen voor:

i)

een luchtvaartuig dat wordt geproduceerd vóór 2 maart 2027, of

ii)

motorvoertuigen binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2007/46/EG, landbouw- en bosbouwvoertuigen binnen het toepassingsgebied van Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad (*1) of machines binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad (*2) die vóór 2 maart 2019 worden geproduceerd.

4.

Punt 2, onder c), is niet van toepassing op:

a)

voorwerpen die in de handel worden gebracht vóór 2 maart 2019;

b)

luchtvaartuigen die overeenkomstig punt 3, onder a), worden geproduceerd;

c)

reserveonderdelen voor luchtvaartuigen, voertuigen of machines die overeenkomstig punt 3, onder b), worden geproduceerd;

d)

elektrische en elektronische apparatuur binnen het toepassingsgebied van Richtlijn 2011/65/EU.

5.

Voor de toepassing van deze vermelding wordt onder „luchtvaartuig” verstaan:

a)

een burgerluchtvaartuig dat is geproduceerd overeenkomstig een typecertificaat afgegeven krachtens Verordening (EU) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (*3), of overeenkomstig de goedkeuring van een ontwerp die is afgegeven krachtens de nationale regelgeving van een verdragsluitende staat van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie (ICAO), of waarvoor een bewijs van luchtwaardigheid is afgegeven door een verdragsluitende staat van de ICAO krachtens bijlage 8 bij het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart;

b)

een militair luchtvaartuig.


(*1)  Verordening (EU) nr. 167/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 5 februari 2013 inzake de goedkeuring van en het markttoezicht op landbouw- en bosbouwvoertuigen (PB L 60 van 2.3.2013, blz. 1).

(*2)  Richtlijn 2006/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 mei 2006 betreffende machines en tot wijziging van Richtlijn 95/16/EG (PB L 157 van 9.6.2006, blz. 24).

(*3)  Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari  2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende intrekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG (PB L 79 van 19.3.2008, blz. 1).”


Top