[go: up one dir, main page]

EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02008R0771-20160615

Consolidated text: Verordening (EG) n r. 771/2008 van de Commissie van 1 augustus 2008 tot vaststelling van de regels inzake de organisatie en de procesvoering van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor chemische stoffen (Voor de EER relevante tekst)

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2008/771/2016-06-15

2008R0771 — NL — 15.06.2016 — 001.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

VERORDENING (EG) Nr. 771/2008 VAN DE COMMISSIE

van 1 augustus 2008

tot vaststelling van de regels inzake de organisatie en de procesvoering van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor chemische stoffen

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 206 van 2.8.2008, blz. 5)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

►M1

UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2016/823 VAN DE COMMISSIE van 25 mei 2016

  L 137

4

26.5.2016




▼B

VERORDENING (EG) Nr. 771/2008 VAN DE COMMISSIE

van 1 augustus 2008

tot vaststelling van de regels inzake de organisatie en de procesvoering van de kamer van beroep van het Europees Agentschap voor chemische stoffen

(Voor de EER relevante tekst)



HOOFDSTUK I

Organisatie van de kamer van beroep



Afdeling 1

De kamer van beroep

Artikel 1

Samenstelling

1.  Over ieder beroep wordt beslist door drie leden van de kamer van beroep van het Agentschap (hierna „de kamer van beroep”).

Ten minste één lid is technisch gekwalificeerd en ten minste één lid is juridisch gekwalificeerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1238/2007.

2.  De voorzitter van de kamer van beroep of een zijner plaatsvervangers treedt op als voorzitter bij alle beroepen.

3.  De voorzitter ziet toe op de kwaliteit en de samenhang van de beslissingen van de kamer van beroep.

▼M1

4.  Teneinde te waarborgen dat de beroepen in een bevredigend tempo kunnen worden behandeld, kan de voorzitter, na raadpleging van de raad van bestuur van het Agentschap, de behandeling van het beroep toewijzen aan plaatsvervangers of extra leden. In zulke gevallen kan de voorzitter een plaatsvervangend voorzitter aanwijzen.

Artikel 1 bis

Minnelijke schikking

In het belang van de procedure kan de voorzitter van de kamer van beroep de partijen uitnodigen om een minnelijke schikking te bereiken. In dat geval wijst de voorzitter een alleensprekend lid aan om het bereiken van de minnelijke schikking te vergemakkelijken. De voorzitter deelt de beslissing tot aanwijzing van een alleensprekend lid mee aan de partijen.

Indien de partijen een minnelijke schikking bereiken, beëindigt het alleensprekend lid de procedure en wordt een samenvatting van de minnelijke schikking openbaar gemaakt op de website van het Agentschap. Indien er binnen twee maanden na de beslissing om de zaak toe te wijzen aan een alleensprekend lid geen minnelijke schikking wordt bereikt, wordt de zaak terugverwezen naar de kamer van beroep.

Artikel 1 ter

Intrekking van een beroep

Bij intrekking van een beroep beëindigt de voorzitter de procedure.

▼B

Artikel 2

Uitsluiting van leden

Bij de toepassing van de procedure krachtens artikel 90, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt het betrokken lid van de kamer van beroep uitgenodigd zijn opmerkingen te maken aangaande de redenen voor bezwaren gemaakt overeenkomstig artikel 90, lid 6, van die verordening, voordat een beslissing wordt genomen.

Hangende een beslissing krachtens artikel 90, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 wordt de procedure opgeschort.

Artikel 3

Vervanging van leden

1.  De kamer van beroep vervangt een lid door een plaatsvervanger indien zij beslist hem overeenkomstig artikel 90, lid 7, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het geding uit te sluiten.

2.  De voorzitter kan elk lid van de kamer van beroep op verzoek van dat lid vervangen door een plaatsvervanger, in geval van verlof, ziekte of onvermijdelijke verplichtingen van dat lid of indien dat lid om andere redenen verhinderd is aan het geding deel te nemen. De criteria voor de keuze van een plaatsvervanger worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27, lid 3.

Waneer een lid niet in staat is om vervanging te verzoeken, kan de voorzitter hem ambtshalve vervangen.

De voorzitter kan een verzoek om vervanging slechts bij een met redenen omklede beslissing verwerpen.

Wanneer de voorzitter verhinderd is aan het geding deel te nemen, wijst hij zijn plaatsvervanger aan. Wanneer de voorzitter hiertoe niet in staat is, wijst het lid dat van de andere leden de grootste anciënniteit bij de kamer van beroep heeft, of bij gelijke anciënniteit van de andere leden het oudste lid, de plaatsvervanger aan.

3.  Wanneer een lid wordt vervangen voordat een zitting is gehouden, wordt het geding niet opgeschort en doet de vervanging geen afbreuk aan reeds genomen procedurele stappen.

Wanneer een lid na een zitting wordt vervangen, wordt de zitting opnieuw gehouden, tenzij de partijen, de plaatsvervanger en de twee leden die over het beroep beslissen, anderszins overeenkomen.

4.  Wanneer een lid wordt vervangen, is de betrokken plaatsvervanger gebonden aan alle voor die vervanging genomen tussenbeslissingen.

5.  De ontstentenis van een lid nadat de kamer van beroep een definitieve beslissing heeft genomen, belet de kamer van beroep niet, de overblijvende procedurele handelingen te verrichten.

Waneer de voorzitter niet in staat is de beslissing te ondertekenen of de overblijvende procedurele taken uit te voeren, voert het lid dat van de andere leden de grootste anciënniteit bij de kamer van beroep heeft, of bij gelijke anciënniteit van de andere leden het oudste lid, die taken namens de voorzitter uit.

Artikel 4

Rapporteur

1.  De voorzitter wijst een van de andere leden die over het beroep beslissen aan als rapporteur voor de zaak of hij vervult die taak zelf, waarbij hij rekening houdt met de noodzaak de werkbelasting evenwichtig over alle leden te verdelen.

2.  De rapporteur onderwerpt het beroep aan een voorafgaand onderzoek.

3.  De kamer van beroep kan op voorstel van de rapporteur de in artikel 15 bepaalde procedurele maatregelen voorschrijven.

De uitvoering van die maatregelen kan aan de rapporteur worden opgedragen.

4.  De rapporteur stelt een ontwerp voor een beslissing op.



Afdeling 2

De griffie

Artikel 5

Griffie en griffier

1.  Er wordt een griffie onder auspiciën van de kamer van beroep ingesteld. De overeenkomstig lid 5 benoemde griffier staat aan het hoofd van de griffie.

2.  De griffie is belast met de ontvangst, de doorzending en de bewaring van alle stukken, alsmede met het verrichten van andere diensten overeenkomstig deze verordening.

3.  Ter griffie wordt een register van de beroepsschriften gehouden, waarin verwijzingen naar alle ingestelde beroepen en daarop betrekking hebbende stukken worden ingeschreven.

▼M1

4.  Het griffiepersoneel, met inbegrip van de griffier, neemt niet deel aan procedures van het Agentschap betreffende besluiten waartegen beroep kan worden ingesteld overeenkomstig artikel 91, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 of overeenkomstig artikel 77, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ).

5.  De kamer van beroep wordt bij de uitoefening van haar taken terzijde gestaan door een griffier, die door de voorzitter wordt benoemd.

De voorzitter heeft bevoegdheden op het gebied van beheer en organisatie om de griffier aanwijzingen te geven omtrent aangelegenheden die verband houden met de uitoefening van de taken van de kamer van beroep.

▼B

6.  De griffier controleert, of de termijnen en de andere formele voorwaarden verband houdende met het instellen van beroepen worden nageleefd.

7.  De algemene aanwijzingen voor de griffier worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27, lid 3.



HOOFDSTUK II

De procesvoering

Artikel 6

Beroepsschrift

1.  Het beroepsschrift bevat:

a) de naam en het adres van de insteller van het beroep;

b) indien de insteller van het beroep een vertegenwoordiger heeft aangewezen, diens naam en kantooradres;

c) een gekozen domicilie, indien dit een ander is dan het adres onder a) en b);

d) de vermelding van het bestreden besluit en de conclusies van de insteller van het beroep;

e) de aangevoerde middelen en argumenten, zowel feitelijk als rechtens;

f) zo nodig, de aard van de bewijsaanbiedingen en een verklaring waarin de feiten waarvoor het bewijs wordt aangeboden, worden uiteengezet;

▼M1

g) zo nodig, de vermelding van de gegevens in het beroepsschrift die als vertrouwelijk moeten worden aangemerkt en de redenen hiervoor;

▼B

h) een vermelding, of de insteller van het beroep ermee heeft ingestemd dat te betekenen stukken hem, of in voorkomend geval zijn vertegenwoordiger, bij fax, elektronische post of met een ander technisch communicatiemiddel worden toegezonden.

▼M1

2.  Het bewijs van betaling van de vergoeding voor het beroep uit hoofde van artikel 10 van Verordening (EG) nr. 340/2008 of, in voorkomend geval, uit hoofde van artikel 4 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 564/2013 van de Commissie ( 5 ), wordt bij het beroepsschrift gevoegd.

▼B

3.  Wanneer een beroepsschrift niet beantwoordt aan de vereisten van lid 1, onder a) tot en met d), en lid 2, stelt de griffier de insteller van het beroep een redelijke termijn om hieraan alsnog te voldoen. De griffier kan een dergelijke termijn slechts eenmaal vaststellen.

▼M1

Gedurende deze termijn loopt de termijn bepaald in artikel 93, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 niet.

▼B

4.  Wanneer een onregelmatigheid wordt vastgesteld die ertoe kan leiden dat het beroep niet-ontvankelijk is, richt de griffier onverwijld een met redenen omkleed advies tot de voorzitter.

Wanneer de griffier een termijn overeenkomstig lid 3 vaststelt, brengt hij een dergelijk advies na afloop van die termijn uit, indien de onregelmatigheid niet is gecorrigeerd.

5.  De griffier betekent het beroepsschrift onverwijld aan het Agentschap.

▼M1

Wanneer de insteller van het beroep niet de adressaat van het bestreden besluit is, deelt de griffier de laatstgenoemde mee dat beroep werd ingesteld tegen dat besluit.

▼B

6.  Op de website van het Agentschap wordt een mededeling geplaatst met vermelding van de datum van inschrijving van het beroep, de naam en het adres van partijen, het voorwerp van het geding en de conclusies van de insteller van het beroep, alsmede een summiere uiteenzetting van de aangevoerde middelen en de voornaamste argumenten.

▼M1

Onverminderd de eerste alinea beslist de voorzitter of de door een insteller van het beroep overeenkomstig lid 1, onder g), vermelde gegevens als vertrouwelijk moeten worden aangemerkt en ziet hij erop toe dat de als vertrouwelijk aangemerkte gegevens niet in de mededeling worden vermeld. De nadere bijzonderheden van de bekendmaking worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27, lid 3.

▼B

Artikel 7

Verweerschrift

1.  Het Agentschap dient binnen twee maanden na de betekening van het beroepsschrift een verweerschrift in.

De voorzitter kan in uitzonderlijke omstandigheden die termijn, op een met redenen omkleed verzoek van het Agentschap, verlengen.

2.  Het verweerschrift bevat:

a) indien het Agentschap een vertegenwoordiger heeft aangewezen, diens naam en kantooradres;

b) de aangevoerde middelen en argumenten, zowel feitelijk als rechtens;

c) zo nodig, de aard van de bewijsaanbiedingen en een verklaring waarin de feiten waarvoor het bewijs wordt aangeboden, worden uiteengezet;

▼M1

d) zo nodig, de vermelding van de gegevens in het verweerschrift die als vertrouwelijk moeten worden aangemerkt en de redenen hiervoor;

▼B

e) een vermelding of het Agentschap ermee heeft ingestemd, dat te betekenen stukken hem, of in voorkomend geval zijn vertegenwoordiger, bij fax, elektronische post of met een ander technisch communicatiemiddel worden toegezonden.

3.  Wanneer het Agentschap, hoewel naar behoren opgeroepen, nalaat een verweerschrift in te dienen, wordt het geding zonder verweerschrift voortgezet.

▼M1

Artikel 8

Tussenkomst

1.  Elke persoon die aannemelijk maakt belang te hebben bij de beslissing van een bij de kamer van beroep aanhangige zaak, kan in die zaak tussenkomen.

In afwijking van de eerste alinea kan de lidstaat waarvan de bevoegde instantie de beoordeling van de stof heeft uitgevoerd, in zaken met betrekking tot titel VI, hoofdstuk 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 tussenkomen zonder een belang bij de beslissing van die zaak aannemelijk te moeten maken.

2.  Een verzoek waarin de omstandigheden worden uiteengezet waaruit het recht tot tussenkomst blijkt, wordt binnen drie weken na de bekendmaking van de in artikel 6, lid 6, bedoelde mededeling ingediend.

3.  De tussenkomst mag geen ander doel dienen dan de conclusies van een van de partijen geheel of ten dele te ondersteunen of te verwerpen.

De tussenkomst kent niet dezelfde procedurele rechten toe als die welke aan de partijen zijn toegekend en is ondergeschikt aan het hoofdgeding. Zij raakt zonder voorwerp wanneer de zaak in het register van de kamer van beroep wordt doorgehaald, na afstand van instantie door een partij of na een minnelijke schikking tussen de partijen, of bij niet-ontvankelijkverklaring van het beroepsschrift.

De interveniënten aanvaarden de zaak in de stand waarin ze zich op het ogenblik van hun tussenkomst bevindt.

4.  Het verzoek tot tussenkomst bevat:

a) de aanduiding van de zaak;

b) de naam van de partijen;

c) de naam en het adres van de interveniënt;

d) indien de interveniënt overeenkomstig artikel 9 een vertegenwoordiger heeft aangewezen, diens naam en kantooradres;

e) een gekozen domicilie, indien dit een ander is dan het adres onder c) en d);

f) de conclusies, van een of meer partijen, ter ondersteuning waarvan de interveniënt wenst tussen te komen;

g) een uiteenzetting van de omstandigheden waaruit het recht tot tussenkomst blijkt;

h) een vermelding of de interveniënt ermee heeft ingestemd dat te betekenen stukken hem, of in voorkomend geval zijn vertegenwoordiger, bij fax, elektronische post of met een ander technisch communicatiemiddel worden toegezonden.

Het verzoek tot tussenkomst wordt aan de partijen betekend voor hun eventuele opmerkingen met betrekking tot dat verzoek voordat de kamer van beroep hierover beslist.

5.  Wanneer de kamer van beroep besluit de tussenkomst toe te staan, ontvangt de interveniënt afschriften van alle aan de partijen betekende processtukken die hiertoe door de partijen aan de kamer van beroep werden verstrekt. Dit geldt niet voor vertrouwelijke stukken of documenten.

6.  De kamer van beroep beslist of het verzoek tot tussenkomst al dan niet wordt ingewilligd.

Wanneer de kamer van beroep de tussenkomst toestaat, bepaalt de voorzitter een termijn waarbinnen de interveniënt een memorie in interventie kan indienen.

De memorie in interventie bevat:

a) een verklaring met de conclusies van de interveniënt, strekkende tot gehele of gedeeltelijke ondersteuning of verwerping van de conclusies van een van de partijen;

b) de aangevoerde middelen en argumenten, zowel feitelijk als rechtens;

c) zo nodig, de aard van de bewijsaanbiedingen;

d) zo nodig, de vermelding van de gegevens in het verzoek tot tussenkomst die als vertrouwelijk moeten worden aangemerkt en de redenen hiervoor.

Na de indiening van de memorie in interventie kan de voorzitter in voorkomend geval een termijn bepalen waarbinnen de partijen op die memorie kunnen antwoorden.

7.  De interveniënten dragen hun eigen kosten.

Artikel 9

Vertegenwoordiging

Wanneer een partij of een interveniënt een vertegenwoordiger heeft benoemd, legt deze vertegenwoordiger een door de vertegenwoordigde partij of door de interveniënt verleende volmacht over.

▼B

Artikel 10

Indiening van processtukken

1.  De processtukken zijn ondertekend en gedagtekend.

2.  Voor de berekening van de termijnen wordt een stuk pas geacht te zijn ingediend indien het ter griffie is nedergelegd.

3.  Een partij of interveniënt dient stukken eigenhandig of per post bij de griffie in. De kamer van beroep kan toestaan, dat stukken van een partij of interveniënt bij fax, elektronische post of door een ander technisch communicatiemiddel worden ingediend.

De regels inzake het gebruik van technische communicatiemiddelen, met inbegrip van elektronische ondertekening, worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27, lid 3.

Artikel 11

Ontvankelijkheid van het beroep

1.  De gronden waarop een beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, omvatten de volgende:

a) het beroepsschrift is niet in overeenstemming met de vereisten van artikel 6, lid 1, onder a) tot en met d), en lid 2, en artikel 9 van deze verordening;

b) de insteller van het beroep heeft de termijn voor het instellen van een beroep overeenkomstig artikel 92, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 overschreden;

▼M1

c) het beroep wordt niet ingesteld tegen een besluit bedoeld in artikel 91, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 of in artikel 77, lid 1, van Verordening (EU) nr. 528/2012;

▼B

d) de insteller van het beroep is niet degene tot wie het bestreden besluit is gericht en kan evenmin een rechtstreeks en individueel belang bij dat besluit overeenkomstig artikel 92, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 aantonen.

2.  Wanneer de voorzitter niet binnen de in artikel 93, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 vastgestelde termijn beslist of het beroep ontvankelijk is, wordt het aan de kamer van beroep voorgelegd ter toetsing van de gronden en de ontvankelijkheid. De beslissing aangaande de ontvankelijkheid maakt deel uit van de definitieve beslissing.

Artikel 12

Onderzoek van het beroep

1.  Geen verdere bewijzen mogen worden ingebracht na de eerste memoriewisseling, tenzij de kamer van beroep beslist dat de vertraging waarmee het bewijsaanbod geschiedt, naar behoren is gemotiveerd.

2.  Na de eerste memoriewisseling mogen geen nieuwe middelen worden voorgedragen, tenzij de kamer van beroep beslist dat zij zijn gebaseerd op feiten en omstandigheden, rechtens of feitelijk, waarvan eerst in de loop van het geding is gebleken.

3.  In voorkomende gevallen verzoekt de kamer van beroep de partijen in het geding opmerkingen in te dienen naar aanleiding van de kennisgevingen van de kamer van beroep of de mededelingen van de andere partij of van de interveniënten.

De kamer van beroep stelt een redelijke termijn vast voor de indiening van de opmerkingen.

4.  De kamer van beroep stelt de partijen in kennis van de sluiting van het schriftelijke deel van het geding.

Artikel 13

Zittingen

1.  De kamer van beroep houdt een zitting indien zij dit noodzakelijk acht of indien een partij hierom verzoekt.

Het verzoek wordt ingediend binnen twee weken na de kennisgeving aan de partij van de sluiting van het schriftelijk deel van het geding. Deze termijn kan door de voorzitter worden verlengd.

2.  De griffie deelt de oproepen voor de zitting aan de partijen mede.

3.  Indien een partij die naar behoren voor een zitting is opgeroepen, niet verschijnt, kan de procedure buiten haar aanwezigheid worden voortgezet.

▼M1

4.  De zittingen van de kamer van beroep zijn openbaar, tenzij de kamer van beroep ambtshalve of op verzoek van een partij om naar behoren gerechtvaardigde redenen anderszins besluit.

▼B

5.  De voorzitter opent en leidt de zitting. Hij is verantwoordelijk voor het goede verloop ervan.

De voorzitter en de andere leden kunnen de partijen of hun vertegenwoordigers vragen stellen.

6.  De griffier maakt van elke zitting een proces-verbaal op.

Het proces-verbaal wordt door de voorzitter en de griffier ondertekend. Het vormt een authentieke akte.

Voorafgaande aan de ondertekening van het proces-verbaal worden de getuigen of deskundigen in de gelegenheid gesteld, de gedeelten van het proces-verbaal waarin hun verklaringen zijn opgenomen, te verifiëren en te bevestigen.

7.  De zitting kan worden gehouden door middel van een videoconferentie of door het gebruik van een andere communicatietechnologie indien de technische middelen voorhanden zijn.

Artikel 14

Taalgebruik

1.  De procestaal in beroep is de taal waarin het beroepsschrift is ingediend.

Indien de insteller van het beroep degene is tot wie het besluit is gericht waartegen beroep wordt ingesteld, wordt het beroepsschrift ingediend in de taal waarin het besluit is gesteld of in een van de officiële talen van de Gemeenschap gebruikt in de overgelegde stukken op grond waarvan het besluit is genomen, met inbegrip van de overeenkomstig artikel 10, onder a), i), van Verordening (EG) nr. 1907/2006 ingediende informatie.

2.  De procestaal wordt gebruikt bij de schriftelijke en mondelinge behandeling en in het proces-verbaal en de beslissingen van de kamer van beroep.

Alle ondersteunende stukken die in een andere taal zijn gesteld, gaan vergezeld van een vertaling in de procestaal.

In geval van omvangrijke stukken kunnen evenwel uittreksels in vertaling worden overgelegd. De kamer van beroep kan echter te allen tijde, ambtshalve of op verzoek van een der partijen, een uitgebreidere of volledigere vertaling eisen.

3.  De kamer van beroep kan op verzoek van een partij, en nadat de andere partij is gehoord, het gebruik van een andere officiële taal van de Gemeenschap dan de procestaal voor het gehele of een gedeelte van het geding toestaan.

4.  De kamer van beroep kan op verzoek van een interveniënt, en nadat de partijen zijn gehoord, de intervenient toestaan een andere officiële taal van de Gemeenschap dan de procestaal te gebruiken.

5.  Wanneer een getuige of een deskundige verklaart, dat hij zich niet voldoende in de procestaal kan uitdrukken, kan de kamer van beroep hem toestaan een andere officiële taal van de Gemeenschap te gebruiken.

6.  Wanneer de kamer van beroep het gebruik van een andere taal dan de procestaal toestaat, draagt de griffie zorg voor de vertaling of de vertolking.

Artikel 15

Procedurele maatregelen

1.  De kamer van beroep kan op elk tijdstip gedurende het geding procedurele maatregelen voorschrijven.

2.  De procedurele maatregelen beogen met name:

a) het goede verloop van het geding te verzekeren en de bewijsvoering te vergemakkelijken;

b) de punten te bepalen ten aanzien waarvan partijen hun betogen moeten aanvullen;

c) de conclusies, middelen en argumenten van partijen en hun geschilpunten te verduidelijken;

▼M1

d) het bereiken van een minnelijke schikking tussen de partijen te vergemakkelijken.

▼B

3.  De procedurele maatregelen kunnen met name bestaan in:

a) het stellen van vragen aan partijen;

b) het uitnodigen van partijen zich schriftelijk of mondeling over bepaalde aspecten van het geschil uit te laten;

c) het vragen van gegevens of inlichtingen aan partijen of aan derden;

d) het verzoeken om overlegging van stukken die betrekking hebben op de zaak;

e) het oproepen van partijen of hun vertegenwoordigers op vergaderingen;

f) het vestigen van de aandacht op kwesties die van bijzonder belang lijken, of op het feit dat bepaalde kwesties niet langer omstreden blijken;

g) het maken van opmerkingen om ervoor te zorgen dat de aandacht tijdens het geding op essentiële kwesties gericht blijft.

Artikel 16

Bewijs

1.  In de bij de kamer van beroep aanhangige gedingen kan bewijs onder meer worden verkregen door:

a) het verzoeken om inlichtingen;

b) het overleggen van bescheiden en stukken;

c) het horen van partijen of getuigen;

d) het inwinnen van advies van deskundigen.

Nadere bepalingen aangaande het verkrijgen van bewijs worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27, lid 3.

2.  Indien de kamer van beroep het nodig acht dat een partij, een getuige of een deskundige een mondelinge verklaring aflegt, roept zij deze persoon op voor haar te verschijnen.

3.  De partijen worden ervan in kennis gesteld wanneer een getuige of een deskundige door de kamer van beroep wordt gehoord. Zij hebben het recht daarbij aanwezig te zijn en de getuige of deskundige vragen te stellen.

De partijen kunnen bezwaar tegen een deskundige of een getuige maken wegens onbevoegdheid ten aanzien van het beroep. Wanneer een dergelijk bezwaar wordt gemaakt, wordt de kwestie door de kamer van beroep beslecht.

4.  Alvorens te getuigen, verklaart de deskundige of getuige, of hij persoonlijke belangen bij de zaak heeft, of hij eerder bij de zaak betrokken is geweest als vertegenwoordiger van een van de partijen en of hij een rol heeft gespeeld bij het besluit waartegen het beroep is ingesteld.

Wanneer de deskundige of getuige een dergelijke verklaring nalaat, kunnen de partijen de kwestie onder de aandacht brengen.

5.  Tegen een getuige of deskundige kan bezwaar worden gemaakt tot uiterlijk twee weken nadat de partijen in kennis zijn gesteld van de oproeping van de getuige of de aanstelling van de deskundige. De partij vermeldt de redenen voor het bezwaar alsmede de aard van de bewijsaanbiedingen ter ondersteuning van het bezwaar.

6.  Wanneer de getuige of deskundige zijn getuigenis heeft afgelegd, wordt deze in het proces-verbaal opgenomen.

Artikel 17

Kosten in verband met het verkrijgen van bewijs

1.  De getuigen en deskundigen die de kamer van beroep heeft opgeroepen en die voor haar verschijnen hebben recht op een passende vergoeding van hun reis- en verblijfkosten.

De getuigen die de kamer van beroep heeft opgeroepen en die voor haar verschijnen hebben ook recht op een passende vergoeding voor de derving van inkomsten.

De deskundigen die geen personeelsleden van het Agentschap zijn, hebben recht op een beloning voor hun werkzaamheden.

2.  De betaling aan de getuigen geschiedt nadat zij hun getuigenis hebben afgelegd en aan de deskundigen nadat zij hun verplichtingen of taken hebben vervuld. De betaling van een voorschot is echter mogelijk.

3.  De raad van bestuur van het Agentschap stelt regels vast voor de berekening van de te betalen bedragen en voorschotten.

4.  Nadere regels worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 27, lid 3, en met instemming van de raad van bestuur aangaande het volgende:

a) de vraag wie de kosten draagt voor het verkrijgen van het bewijs;

b) de regelingen inzake de betaling van de onkostenvergoedingen en beloningen van de getuigen en de deskundigen.

5.  De in de leden 3 en 4 bedoelde regels houden rekening met vergelijkbare regels op andere gebieden van het Gemeenschapsrecht.

▼M1

Artikel 17 bis

Kosten

De partijen dragen hun eigen kosten.

▼B

Artikel 18

Bevoegdheid

Wanneer de kamer van beroep de zaak overeenkomstig artikel 93, lid 3, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 naar het bevoegde orgaan van het Agentschap doorverwijst, is het orgaan gebonden aan de motivering van de beslissing van de kamer van beroep, tenzij zich nieuwe omstandigheden voordoen.

Artikel 19

Beraadslagingen

1.  Alleen de drie leden van de kamer van beroep die over het beroep beslissen, nemen aan de beraadslagingen over dat beroep deel. De beraadslagingen zijn en blijven geheim.

2.  Tijdens de beraadslagingen geeft ieder lid zijn mening en de redenen hiervoor.

De rapporteur geeft als eerste zijn mening en de voorzitter als laatste, tenzij de voorzitter de rapporteur is.

Artikel 20

Stemming

Ingeval een stemming noodzakelijk is, wordt gestemd in volgorde van artikel 19, lid 2, tweede alinea. Wanneer de voorzitter ook de rapporteur is, brengt hij echter als laatste zijn stem uit.

Beslissingen worden genomen met meerderheid van stemmen.

Het is niet toegestaan zich van stemming te onthouden.

Artikel 21

Beslissing

1.  De beslissing omvat:

a) een verklaring dat de beslissing is gegeven door de kamer van beroep;

b) de datum waarop de beslissing is genomen;

c) de namen van de leden van de kamer van beroep die aan het geding hebben deelgenomen;

d) de namen van de partijen en de interveniënten bij de beroepsprocedure alsmede hun vertegenwoordigers;

e) een vermelding van de conclusies van partijen;

f) een beknopte uiteenzetting van de feiten;

g) de gronden waarop de uitspraak is gebaseerd;

▼M1

h) de uitspraak van de kamer van beroep, eventueel met inbegrip van een verwijzing in de kosten voor het verkrijgen van bewijs en een beslissing aangaande de terugbetaling van vergoedingen ingevolge artikel 10, lid 4, van Verordening (EG) nr. 340/2008 of artikel 4, lid 4, van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 564/2013.

▼B

2.  De voorzitter en de griffier ondertekenen de beslissing. De uitspraak mag elektronisch worden ondertekend.

Het origineel van de beslissing wordt ter griffie nedergelegd.

3.  De beslissing wordt aan partijen betekend overeenkomstig artikel 22.

4.  Bij de beslissing wordt een verklaring gevoegd, dat tegen de beslissing beroep kan worden ingesteld op grond van artikel 230 van het Verdrag en artikel 94, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1907/2006. De verklaring vermeldt de termijn voor het instellen van dat beroep.

De beslissing wordt niet ongeldig indien die verklaring ontbreekt.

5.  De definitieve beslissingen van de kamer van beroep worden volledig en op gepaste wijze bekendgemaakt, tenzij de voorzitter op een met redenen omkleed verzoek van een partij anders beslist.

▼M1

6.  De voorzitter beslist of de gegevens die zijn vermeld door de insteller van het beroep overeenkomstig artikel 6, lid 1, onder g), door het agentschap overeenkomstig artikel 7, lid 2, onder d), of door een interveniënt overeenkomstig artikel 8, lid 6, onder d), als vertrouwelijk moeten worden aangemerkt. De voorzitter ziet erop toe dat de als vertrouwelijk aangemerkte gegevens niet in de definitieve beslissing worden vermeld.

▼B

Artikel 22

Betekening van stukken

De griffier zorgt ervoor, dat de beslissingen en mededelingen van de kamer van beroep aan de partijen en interveniënten worden betekend.

De betekening geschiedt op een van de volgende wijzen:

1. bij aangetekende postzending met bericht van ontvangst;

2. door persoonlijke afgifte tegen ontvangstbewijs;

3. met behulp van een technisch communicatiemiddel waarover de kamer van beroep beschikt en waarmee de partijen of hun vertegenwoordigers voor deze doeleinden hebben ingestemd.

Artikel 23

Termijnen

1.  De bij Verordening (EG) nr. 1907/2006 of deze verordening voorgeschreven of vastgestelde termijnen voor beroepsprocedures worden overeenkomstig de leden 2 tot en met 6 van dit artikel berekend.

2.  Wanneer een in dagen, weken, maanden of jaren omschreven termijn moet worden berekend vanaf de dag waarop een gebeurtenis of handeling plaatsvindt, valt die dag niet binnen die termijn.

3.  Een in weken, maanden of jaren omschreven termijn loopt af bij het einde van de dag die — in de laatste week, de laatste maand of het laatste jaar — dezelfde naam of dezelfde cijferaanduiding heeft als de dag waarop de gebeurtenis of handeling plaatsvindt die de termijn doet ingaan.

Indien in de laatste maand van een in maanden of jaren omschreven termijn de dag die bepalend is voor het einde van de termijn, ontbreekt, loopt de termijn af bij het einde van de laatste dag van die maand.

4.  Wanneer een termijn is omschreven in maanden en in dagen, worden eerst de volle maanden berekend en vervolgens de dagen.

5.  De officiële feestdagen van het Agentschap, de zaterdagen en de zondagen zijn bij de termijnen inbegrepen.

6.  Een termijn waarvan de laatste dag een zaterdag, een zondag of een officiële feestdag van het Agentschap is, verstrijkt aan het einde van de daaraan volgende werkdag.

Artikel 24

Verlenging en overschrijding van termijnen

1.  De op grond van deze verordening voorgeschreven termijnen kunnen worden verlengd door degene die deze heeft voorgeschreven.

2.  Het overschrijden van een termijn doet geen afbreuk aan de rechten van een partij, op voorwaarde dat de betrokken partij ten genoegen van de kamer van beroep de aanwezigheid van onvoorzienbare omstandigheden of overmacht bewijst.

Artikel 25

Schorsing van de behandeling

De partijen gehoord, kan de kamer van beroep, op verzoek van een partij of ambtshalve, de behandeling van de zaak schorsen.

Indien een partij zich tegen de schorsing verzet, wordt dat besluit met redenen omkleed.

Artikel 26

Rectificatie

De kamer van beroep kan, de partijen gehoord, ambtshalve of op een uiterlijk één maand na de betekening van de beslissing ingediend verzoek van een partij, de schrijffouten, foute berekeningen en kennelijke vergissingen in de uitspraak rectificeren.



HOOFDSTUK III

Slotbepalingen

Artikel 27

Uitvoeringsmaatregelen

1.  Aanvullende procedurele regels noodzakelijk voor de efficiënte behandeling van beroepen en regels noodzakelijk voor de organisatie van de werkzaamheden van de kamer van beroep, met inbegrip van regels inzake de toewijzing van zaken aan de leden, kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van lid 3.

2.  Praktische aanwijzingen aan de partijen en interveniënten met betrekking tot de voorbereiding en het verloop van de zittingen bij de kamer van beroep, alsmede de indiening en betekening van memories of schriftelijke opmerkingen kunnen worden vastgesteld volgens de procedure van lid 3.

3.  De voorzitter en de twee andere overeenkomstig artikel 89, lid 3, eerste alinea, van Verordening (EG) nr. 1907/2006 benoemde leden nemen de in deze verordening vastgestelde regels en maatregelen aan bij meerderheid van stemmen.

Artikel 28

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.



( 1 ) PB L 396 van 30.12.2006, blz. 1; gerectificeerd in PB L 136 van 29.5.2007, blz. 3. Verordening gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1354/2007 van de Raad (PB L 304 van 22.11.2007, blz. 1).

( 2 ) PB L 280 van 24.10.2007, blz. 10.

( 3 ) PB L 107 van 17.4.2008, blz. 6.

( 4 ) Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 27.6.2012, blz. 1).

( 5 ) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 564/2013 van de Commissie van 18 juni 2013 betreffende de aan het Europees Agentschap voor chemische stoffen te betalen vergoedingen krachtens Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden (PB L 167 van 19.6.2013, blz. 17).

Top